Een van mijn eerste honkbalwedstrijden die ik ooit voor de NOS radio van commentaar mocht voorzien was die tussen Sparta Rotterdam en de Haarlem Nicols. Het was, denk ik, in 1969. Sparta steunde in die jaren op drie Antilliaanse mannen; Hudson John, een kasteel van een man; breed, gevaarlijk uitziend en een kwelling voor pitchers. Simon Arrindell was of tweede honkman of verre-velder en speelde twaalf jaar in de Nederlandse hoofdklasse. De derde man heette Hamilton Richardson, een gazelle in honkbalpak. Hij pakte alles dat de lucht inging of het niets was. Hij noemde dat in een interview: "Een kwestie van goed kijken.” Dit Magnificent Trio viel op. Drie spelers uit de Caraïben, sterke slagmensen, soepele honkballers. Twee man (John en Arrindell) kwamen van het eiland Curaçao, maar die Hamilton kwam van een eiland waar je niet meteen een superieure topsporter vandaan verwacht: hij was afkomstig van het bijna statige eiland St. Maarten.
In een lang interview dat ik ooit met hem maakte, vertelde hij mij zijn verhaal. Zijn vader was visser, op zijn zesde leerde hij honkballen op Curaçao, hij leek op weg naar de profleagues in de USA, maar een armbreuk verstoorde die gang naar de top. Hij werkte voor de KLM op Curaçao, verhuisde naar Rotterdam, werd een eminente slagman en verre-velder voor Sparta en de Nederlandse nationale honkbalploeg. Hij was een gentleman qua kleding en omgangsvormen en toen ik hem na een gat van wel twintig jaar weer terugzag, was hij een hooggeplaatste ambtenaar/politicus op zijn eigen geboorte-eiland: St. Maarten. Om kort te gaan: ik mocht en mag hem. In Nederland werd hij negenmaal lanskampioen; voor Oranje speelde hij dik zestig wedstrijden. Hij was de beste outfielder bij de WK (amateurs!) van 1970 in Columbus, Ohio en later werd hij (zeer terecht) opgenomen in de Dutch baseball Hall of Fame. Hij werd ambassadeur van de Johan Cruijff Foundation. Volgens mij bezette hij ook nog een hoge politieke positie op zijn eiland. Hij bleef de immer goedlachse, zeer goed geklede man die de wat volkse bijnaam “Hot shot Hammie” met zich droeg. Hij was uitgesproken, beschaafd en aardig. En hij zei me ooit: "Als je werkelijk tot rust wilt komen, moet je een maandje op St. Maarten komen wonen. Daar knapt een mens werkelijk van op. Wij noemen dat onthaasten.”
Ik geloofde hem, maar heb het nooit gedaan. Dom dus. Erg dom.
Daags voor het begin van de wedstrijdenreeks van Team Koninkrijk der Nederlanden, zit ik me behoorlijk te verheugen op de uitzendingen vanaf (om te beginnen) Chinese Taipei via ESPN. Ja, ik weet het: wekker zetten op vijf uur. Ik heb één speler in de line-up van de ploeg van Hensley Meulens gevonden die me triggert: Franklin van Gurp. Inderdaad, hoogstwaarschijnlijk onbekend bij het Nederlandse sportpubliek. Waarom? Hij komt van St. Maarten. Ja, hij vond het niet lang geleden leuk om even in Leiden te wonen. Ons Leiden dus en hij vond zijn plaatsje in de Nederlandse samenleving en honkbalwereld.
Maar hij draagt ook al een hele geschiedenis met zich. Hij begon ooit als catcher en later werd hij pitcher. Ene Kenley Jansen deed precies hetzelfde. Overigens is deze Jansen niet aanwezig op Chinese Taipei en mist Oranje dus een heel goede “closer”. Het bleek dat zijn nieuwe ploeg, Boston Red Sox, niet erg gecharmeerd was van het feit dat hun aanwinst meteen een aantal weken van de club-voorbereiding moest missen voor deelname aan de WBC.
Terug naar Van Gurp. Hij heeft een moeder die van de Dominicaanse republiek stamt (en tegenwoordig in Zwitserland woont) en mede door haar speelde hij daar, op de velden van de Dominicaanse Republiek, “winterball”.
Ooit dacht hij dat wellicht cricket een sport voor hem zou zijn, maar al snel begreep hij dat het honkbal werd. Zijn idolen waren Pedro en Ivan Martinez, beiden honkbalheld op het Dominicaans eiland. Op St. Maarten speelde hij Pony Leagues en Little league op een van de drie kleine veldjes die het eiland rijk is.
Hij verhuisde naar de Dominicaanse republiek, daarna naar Florida om te gaan honkballen/studeren op Florida International en later voor Chipola College hij werd gedrafted door de profs; eerst voor de Giants, later stapte hij over naar de organisatie van de Padres en weer later naar de Mariners. Hij, een jongen van St. Maarten, net zoals Hamilton Richardson dat was, werd een honkballende wereldreiziger, die ook nog voor de Amsterdam Pirates gooide.
Het is een algemeen bekend gegeven dat honkbal (beisbol) in de Caribische streken een zeer populaire sport is. Op de Spaans sprekende eilanden vooral; de Engels sprekende bevolkingen van eilandjes in die streek houden zich meer met cricket bezig, nietwaar?
Ik heb er met Richardson weleens over zitten praten: hoe dat toch zat met de honkballiefde op “onze” Antillen. De beste spelers kwamen en komen van Aruba en Curaçao en van Bonaire weten we dat daar weer beter gevoetbald wordt. Richardson leerde me toen ook dat de beste slagmensen van Curaçao kwamen en de beste veldspelers van Aruba. Hij zei het me als een algemeen gekende wet, die natuurlijk nergens een wetenschappelijke onderbouwing heeft.
Hij vertelde me ook dat hij een der weinige spelers op St. Maarten was en dat hij, toen hij met zijn ouders op Curaçao woonde, pas honkbal leerde spelen.
Voelde hij zich in die jaren Antilliaan, zoals wij in Nederland deden met de mensen die van de zes eilanden afkomstig waren? Hij lachte en zei trots te zijn van St. Maarten afkomstig te zijn. Hij noemde het toen “het vriendelijke eiland”. Richardson zei me diverse keren: "Ga het zelf uitproberen…Nederlanders willen in de zon liggen op het drukke Curaçao omdat daar die hotelketens zich vestigen, maar St. Maarten is ettelijke malen rustiger, mooier en vriendelijker en de zon is hier dezelfde.”
Zou Franklin van Gurp ook op deze manier over “zijn” eiland praten. Ik hoop het eigenlijk van wel.